Van wanhoop naar hoop: de schrijnende reis van Ismaïl naar Europa

Toen voormalig AZG-teamlid Ismail zijn thuisland moest verlaten, stond hem een levensgevaarlijke reis te wachten om in veiligheid te komen. In de maanden die volgden onderging hij opsluiting, ziekte, geweld en ontvoering, en zag hij bovendien veel mensen die het niet haalden. Hij werkte tot voor kort voor Artsen Zonder Grenzen en hij zette zijn vaardigheid in acht verschillende talen in om anderen die dezelfde ervaringen hebben meegemaakt te helpen om toegang te krijgen tot de gezondheidszorg die ze zo hard nodig hebben.

In 2015 studeerde ik techniek aan de universiteit toen een geliefd familielid overleed. Ik nam een pauze van mijn studie, maar mijn focus was weg en de situatie in Eritrea verslechterde.

In Eritrea moet je naar het leger, als je geen student of overheidsmedewerker bent. Vertrekken is geen optie. De situatie in het land is goed gedocumenteerd door de VN en andere organisaties. Ik had geen andere keuze dan te vertrekken. Asiel zoeken in buurland Soedan was geen goede optie, omdat daar ongeveer twee miljoen Eritrese vluchtelingen zijn, van wie velen in vluchtelingenkampe. Mijn enige keuze was naar Libië reizen.

Er is geen legale route van Soedan naar Libië voor iemand in mijn situatie. Vlakbij de grens werd ik een maand vastgehouden door de mensensmokkelaars tot ik kon betalen. De omstandigheden waren barbaars. We zaten met zovelen in een kamer zonder ramen gepropt dat we op onze zij sliepen, als sardientjes in een doos. Ze gaven ons heel weinig te eten, een tactiek om mensen te laten betalen.

Slagen, verwondingen en ziekte

Ik werd ziek. Mijn hoofd bonkte. Ik kon niet eten. Mensen vertelden me dat het malaria was. Ik kreeg te horen dat het niet mogelijk was om naar een dokter te gaan. Toen we uiteindelijk naar Tripoli werden gereden, was ik te zwak om te staan en een bewaker sloeg me. Toen ik niet terug in de truck kon klimmen, dreigde hij me neer te schieten. Ik zei: “Ik ben toch dood, ga je gang”. Ik dacht echt dat ik dood zou gaan. De bewaker schrok en gelukkig trokken mensen me de vrachtwagen in.

Na de rit werden we twee weken vastgehouden totdat we opnieuw betaalden, voor de reis naar Italië. De laatste etappe van de reis was een 12 uur durende rit door de woestijn, verborgen in een lege watertanker. Op deze manier zouden we niet ontvoerd worden, wat een constant risico is in Libië. We hadden weinig keus. We zaten met 50 mensen in de tank: mannen, vrouwen en kinderen. De temperatuur liep op tot 45°. Mensen moesten overgeven en vielen flauw, en ze verbrandden telkens ze de hete metalen wanden van de tank aanraakten.

In Tripoli wachtten we twee weken op de juiste weersomstandigheden op zee. Het was midden in de nacht toen we eindelijk vertrokken.

Ik had verhalen gehoord over omgeslagen boten, over mensen die verdronken. Ik had mijn hersenen geprogrammeerd om voorbereid te zijn. Het ergste wat kon gebeuren was dat ik zou sterven. En in elk stadium van mijn reis was sterven beter dan te teruggaan of te blijven waar ik was.

Een andere boot naderde. De schutters aan boord maakten deel uit van een ontvoeringsbende. Ze bedreigden ons en brachten ons terug naar Libië. Ze zeiden dat we $1.500 moesten betalen om vrij te komen. Op dat moment was ik bereid om te sterven voordat ik mijn familie weer [om geld] zou vragen - alleen dankzij hen had ik het zo ver geschopt. We waren met 350 mensen in het centrum, ongeveer 200 van hen betaalden iets. Degenen die dat niet konden uitgehongerd, gemarteld, geslagen of beschoten.

Libië verlaten

Opeens werden we onverwacht vrijgelaten. In Tripoli liet onze oorspronkelijke smokkelaar ons weer toe op de boot. Het was een ongelooflijke opluchting.

Als ik in Tripoli had moeten blijven, weet ik niet of ik het overleefd zou hebben. De regering functioneerde destijds bijna niet, er was nul veiligheid op straat. Ik heb mensen ontmoet die ontsnapt waren van de plek waar we vastgehouden werden, om dezelfde dag weer ontvoerd te worden en gemarteld te worden tot ze konden betalen. Ik kon nergens heen en ik kon niemand vertrouwen. 650 mensen zaten opeengepakt. Ik zat in het vrachtruim: de slechtste plek. Het was donker, er was geen ruimte, mensen begonnen flauw te vallen. Na 11 uur gebruikten we de satelliettelefoon om redding te vragen. Ik wist niet wat er zou gebeuren, maar eindelijk zagen we een schip ons naderen. Het was AZG.

De zwangere vrouwen en kinderen werden eerst overgebracht, daarna alle anderen. We kregen eten, water en dekens. Het is moeilijk uit te leggen hoe het voelde, hoe groot de opluchting was. Ik had veel mensen zien sterven tijdens mijn reis, door de hitte, de schaarste aan voedsel, het gebrek aan toegang tot medische zorg, de martelingen voor degenen die niet konden betalen. Niet iedereen overleefde.

De hele reis was survival of the fittest. Toen we op de boot van AZG aankwamen, waren er dokters en verpleegsters, kregen we droge kleren, medicijnen en hulp. Ik voelde me veilig. Dat was 2 september 2015.

Niet klaar om te stoppen

We meerden aan in Crotone, in Zuid-Italië. Het vluchtelingencentrum was omringd door bewakers en 2,5 meter hoog prikkeldraad. Iedereen was bang. We hadden absoluut geen informatie over de regels, de wet of wat er met ons zou gebeuren.

Later werden we met bussen naar een nieuw kamp in Bologna gebracht. Ze vroegen ons of we in Italië wilden blijven en 99% zei nee. Velen van ons kenden mensen die in Italië waren gebleven en pijn leden. Ze hadden geen steun, ze waren op straat gezet, ze konden geen werk vinden ook al hadden ze het recht om te werken. We droegen allemaal de trauma's mee van onze situaties en reizen, de druk van het geld dat we hadden moeten lenen en het gewicht van onze families thuis die onze hulp nodig hadden. Toen we 99% van onze weg hadden afgelegd naar onze bestemmingen, was bijna niemand bereid om te stoppen.

De hartelijkheid van vreemden

Toen ontmoette ik bij toeval Vittoria, Rosa en Yakob, een familie die vluchtelingen hielp. Ik zal hun hartelijkheid nooit vergeten. Met hun hulp kon ik contact opnemen met mijn familie en een paar dagen uitrusten.

Daarna reisde ik naar Duitsland. We konden komen en gaan vanuit het vluchtelingencentrum in München, maar de manier waarop de politie en veiligheidsagenten zich gedroegen en het racisme dat ik hoorde, gaven me het gevoel dat ik weg moest.

Mijn oom woont in Duitsland en hij hielp me een ticket te kopen naar België, waar mijn tante woonde. Het was de eerste keer dat ik hem in het echt zag: hij verliet Eritrea in de jaren 70 en mocht niet terugkeren. Ik kan niet uitleggen wat ik toen voelde. Bij hem thuis ontmoette ik mijn neven en nichten. We praatten de hele nacht en ik nam contact op met mijn vrouw in Eritrea. De volgende dag reisde ik naar België en ontmoette ik mijn tante.

Een nieuwe strijd

In België kreeg ik asiel. Ik begon zo intensief mogelijk Nederlands te studeren. Ik hoopte mijn ingenieursstudies te kunnen voortzetten aan de universiteit, maar mijn Nederlandse vaardigheden waren nog niet op een technisch niveau. Op advies van het arbeidsbureau ben ik daarom een opleiding tot elektricien gaan volgen. Ik begon ook te werken aan een gezinsherenigingsvisum voor mijn vrouw.

Het duurde zeven jaar en meerdere aanvragen, afwijzingen en beroepen voordat mijn vrouw haar visum kreeg. In die tijd moest ze een zeer gevaarlijke reis naar Ethiopië maken en vervolgens jarenlang alleen en met een verslechterende gezondheid leven. Ik was wanhopig en werkte elk uur van de dag dat ik kon om advocaten te kunnen betalen om aan onze zaak te werken.

Uiteindelijk werd het visum in oktober 2023 toegekend en diezelfde maand vierden we samen haar verjaardag in België. Het was een prachtig moment.

Anderen helpen

Ik woon nu acht jaar in België. Ik spreek nu acht talen, die ik gebruik in mijn werk als gezondheidswerker van AZG om vluchtelingen en migranten toegang te geven tot gezondheidszorg.

Meestal zijn de mensen die ik ondersteun Eritreeërs zoals ik. Dagelijks zie ik mensen met posttraumatische stress omwille van wat ze hebben meegemaakt tijdens hun reis. Maar vaak zeggen ze dat ze deze risico's moesten nemen, omdat de situatie die ze achterlieten erger was.

Soms konden ze het volhouden tot Europa, maar dan zorgde schadelijk beleid ervoor dat ze geïsoleerd en zonder hoop raakten en hun geestelijke gezondheid instortte. Elk jaar zijn er zelfmoorden in onze gemeenschap.

Het is nu veel moeilijker om toegang te krijgen tot de diensten waarvan ik in 2015 kon gebruikmaken. Het project van Artsen Zonder Grenzen waar ik deel van uitmaak, werkt voornamelijk met mensen die van deze steun zijn afgesneden. Mensen leven noodgedwongen in kraakpanden, kampen en opvangcentra en het outreach team waar ik deel van uitmaak, probeert hen in contact te brengen met geestelijke gezondheidszorg en medische zorg, gezondheidsbevordering en infectiepreventie en -bestrijding. We zien vooral mensen die het meest gemarginaliseerd zijn en het meest uitgesloten van toegang tot zorg, onderdak en bescherming.

Het is een speciaal gevoel om dit werk te doen met nieuwkomers die zoveel hebben meegemaakt, omdat ik zoveel jaren eerder in hun plaats was.

Een humanitair hart

Er bestaan veel stereotypen over migranten. Maar ik ken duizenden mensen zoals ik: Ik moest weg uit een heel moeilijke situatie en sinds ik hier ben, werk ik meestal zeven dagen per week. Zelfs naast mijn job bij AZG, werkte ik als koerier die voedselbestellingen, zodat ik mijn gezin kan blijven onderhouden. Vluchtelingen en migranten dragen bij aan de economie en ontwikkeling van het land waar ze wonen. We willen gewoon een toekomst opbouwen.

Soms denk ik terug aan een moment op het AZG-schip, toen we gered werden. Ik sprak toen met de culturele bemiddelaar, een Irakese man. Ik vroeg hem welke kwalificaties ik nodig zou hebben om op een dag een baan als de zijne te hebben, mensen helpen wanneer ze dat het meest nodig hebben. Hij vertelde me dat er geen speciale graad nodig was, alleen sterke communicatieve vaardigheden en een humanitair hart. Al die jaren later ben ik hier.