Het verhaal van Piedad
De 32-jarige Piedad wacht met haar driejarige dochter Dayli in de verschroeiende hitte op de betonnen binnenplaats van het centrum. Het meisje lijdt aan een oorinfectie en dus bracht Piedad haar hier om een van de dokters van Artsen Zonder Grenzen te raadplegen. Haar drie zonen – Josue is 15 jaar, Eddy is 8 en Jairo 7 – trappen een voetbal heen en weer in de schaduw van een van de gebouwen van het centrum.
“Ik hield een bakkerij open in Triunfo de la Cruz in Honduras”, vertelt Piedad. “Maar de maras zeiden ons dat we ‘oorlogstaks’ moesten betalen.” We konden op den duur niet meer betalen – we verkochten enkel brood. Mijn zoon Josue werd bedreigd. We kregen te horen dat we vermoord zouden worden als we niet konden betalen.” Piedad, haar man en hun kinderen meenden dat ze geen andere keuze hadden dan hun huis te ontvluchten, wat ze uiteindelijk ook deden. Ze vertrokken te voet naar de grens met Guatemala in de hoop een veilig onderkomen te vinden in de VS.
Uiteindelijk namen ze een bus naar Tenosique in Mexico, waar ze werden aangevallen en beroofd van hun identiteitspapieren. Ze vonden onderdak in La 72. “We zagen Artsen Zonder Grenzen in het migrantencentrum in Tenosique”, zegt Piedad. “We kregen begeleiding en medicijnen voor de kinderen, en ook medische zorg en advies.” Van daaruit zetten ze hun weg naar het noorden verder, al wandelend en waar mogelijk met de bus. “In sommige steden moesten we geld bedelen voor een busticket of eten”, gaat ze verder. “We sliepen in de bergen of aan de rand van de stad. Op sommige dagen hadden we geen eten of water.” Ze hielden halt in Coatzacoalcos, waar ze opnieuw zorg kregen van een team van Artsen Zonder Grenzen.
Tot slot bereikten ze Reynosa. Daar gingen ze op zoek naar Senda de Vida, waarover ze tijdens hun tocht hadden horen praten. Ze hadden ook vernomen dat ze misschien meer kans maakten de grens over te steken als ze afzonderlijk reisden, Piedad met haar zonen en haar man met Dayli. Dus vertrok Piedad met de jongens naar de brug over de rivier, terwijl haar man en dochter achterbleven in Senda de Vida.
“Het was een verschrikkelijke ervaring”, herinnert ze zich. “Eerst kwamen we de immigratiedienst van de VS tegen en vroegen we het vluchtelingenstatuut aan. We werden echter afgewezen en moesten wachten. Vier uur stonden we in de zon. Tot slot kwamen er Mexicaanse immigratiebeambten met de vraag of ze ons mochten meenemen. De Amerikanen zeiden ja.” Zonder de papieren die in Tenosique waren gestolen, kon Piedad niet aantonen wie ze was of waar ze vandaan kwam. Zijzelf en haar twee jongste zonen werden weer overgebracht naar Reynosa en vastgehouden in een gevangeniscel. Haar oudste zoon Josue werd apart vastgehouden in een detentiecentrum voor minderjarigen. Zeven dagen lang had ze geen idee waar hij naartoe was gebracht of hoe hij het stelde.
Op de achtste dag bekeken de Mexicaanse immigratiebeambten het enige document dat Piedad nog in haar bezit had. Dit was een papier van het consulaat dat aantoonde dat de familie van plan was een humanitair visum aan te vragen in Mexico. Ze werd vrijgelaten en herenigd met haar familie in Senda de Vida. Twee maanden leven ze nu in totale onzekerheid in het opvangcentrum. Terugkeren naar Honduras is onmogelijk, maar ook het vooruitzicht om de VS te bereiken ziet er met de dag somberder uit.
“Ik weet dat we hier niet kunnen blijven”, zegt Piedad. “Momenteel ben ik hier de kok. Mijn man heeft overdag baantjes, maar hij verdient slechts 150 peso’s per dag [ongeveer € 8]. Dat is niets. We vinden geen plaats om te wonen, we kunnen onze kinderen niet naar school laten gaan. Ik wil enkel een betere toekomst voor hen.” De familie raadpleegde een juridisch adviseur hier in het centrum, maar er zijn weinig mogelijkheden voor mensen in hun situatie. Met een Mexicaans humanitair visum zouden ze in het land kunnen blijven, maar daardoor zouden ze moeilijk aan werk geraken. “Op dit moment weet ik niet wat we gaan doen”, zegt ze hoofdschuddend. “Mijn bedoeling is nog steeds om de VS te bereiken.”